Hortense M.E. Höppener-Bouvy, 03-04-2004
Hortense M.E. Höppener-Bouvy, kunsthistorica.
03-04-2004 - ter gelegenheid van de opening tentoonstelling Harrie Sterk, Grote Kerk Vianen.
Harrie Sterk; een man van weinig woorden en kunst zonder franje
Harie Sterk heb ik zelf niet gekend. Ik ken hem alleen uit de verhalen en uit de artikelen die over hem zijn geschreven. Mede door het contact met Joke en Albertine en niet te vergeten Peter Vuister ben ik hem en zijn werk zeer gaan waarderen.
Tijdens het organiseren van de tentoonstelling hebben we besloten zijn werk in te delen in drie periodes:
1. Zijn vroegste periode met hier op de tentoonstelling aanwezige kunst tussen 1934 en 1945
2. De periode van de Wederopbouw tussen 1945 en pakweg 1960
3. De periode 1960 tot 1971. Dat wil niet zeggen dat hij toen is gestopt met werken maar zijn jongste werken op de expositie dateren van 1971.
Uit zijn eerste periode stamt zijn zelfportret uit 1934. Voor Moeder staat er op.
Bij toeval kwamen we op het spoor van het schilderij met de St. Martinus uit 1935, die hij wellicht voor de St. Martinuskerk in Utrecht-Tuindorp heeft geschilderd. Die kerk is in 1993 afgebroken. Er zijn veel muurschilderingen in die kerk verloren gegaan maar dit jeugdwerk is blijven bestaan en is recentelijk in opdracht van de Paulusparochie in Utrecht-Tuindorp gerestaureerd.
Harrie heeft nog veel woorden nodig om het verhaal te vertellen gebruik makend van licht-donkereffecten en symboliek. Uit St. Isidorus (ook op de expositie) blijkt dat hij graag dicht bij de gewone mens wil zijn. Isidorus is de patroonheilige van de boeren. Je ziet dan ook Isidorus tijdens zijn gewone dagelijkse arbeid, tijd makend voor het gebed.
De tweede periode is de tijd van de Wederopbouw. De Rooms Katholieke Kerk maakt een bloeiperiode door. Het is de tijd van de kinderrijke gezinnen die trouw iedere zondag naar de kerk gaan. Er komen nieuwe kerken bij. Er is veel vraag naar eigentijdse religieuze kunst zoals kruiswegstaties, glas in loodramen, kerkboekjes, kazuifels, kelken, kruisbeelden etc. Bekende tijdgenoten van Harrie zijn Charles Eijck, met wie hij ook heeft samengewerkt, Otto van Rees, de beeldhouwers Pieter d’Hondt, Jo en Stef Uiterwaal, de schrijver Gabriël Smit om er een paar te noemen. Met al deze mensen had Harrie een speciale relatie. In die tijd had je in Utrecht het Aartsbisschoppelijk Museum en in 1937 is door de toenmalige conservator Jan Eloy Brom het Museum voor Nieuwe Religieuze Kunst opgericht. Dat museum speelde in op de katholieke samenleving en besteedde aandacht aan jonge kunstenaars, die een raakvlak met religie hadden. In 1955 was mijn vader Désiré Bouvy directeur. Hij organiseerde een tentoonstelling van Harrie Sterk. In het voorwoord spreekt hij over het in ontwikkeling zijnde talent van deze kunstenaar. Zijn werk is gerijpt, zijn hand is krachtiger en de tonaliteit verfijnder. “Sterk verdient het in dit stadium van zijn kunst meer bekend en gekend te worden”.
De verzameling van beide genoemde musea zijn later overgedragen aan het Museum Catharijneconvent in Utrecht waar op dit moment een mini-expositie is gewijd aan het werk van de beeldhouwer Stef Uiterwaal.
Helaas kwam er in deze periode van voorspoed verandering. In de jaren zestig gaat in de katholieke kerk mede door het Tweede Vaticaans Concilie het roer om. De kerken raakten leeg. De opdrachten vielen weg. Erger was nog dat verschillende kerken werden afgebroken of dat er de witkwast door werd gehaald.
Voor Harrie en zijn gezin brak een moeilijke tijd aan, waarbij ook hij zich moest bezinnen en naar nieuwe wegen moest zoeken. Zijn worsteling komt het best tot uiting in de periode dat hij de lithoserie heeft gemaakt van de Kruisweg van onze Heer. Hij maakte ze in opdracht van ‘lithos’een lithografiebedrijf in Den Bosch in een oplage van 60, waarvan er tien niet voor de verkoop beschikbaar zou zijn. Het was in 1964-1965. Harrie ging toen door een diep dal. Die kruisweg werd voor hem een obsessie. Hij had niet zo lang daarvoor de kruiswegserie in Werkhoven afgerond. Op de ezel in zijn atelier hing nog De Rode Christus, die een prominente plaats in de tentoonstelling heeft. Uiteindelijk groeide mede door dat schilderij het besef dat het de Christus alléén moest zijn en niets of niemand anders. Op het schilderij zie je Jezus van zijn klederen beroofd, in schaamte en pijn gebogen en op de grond achter hem de balk van zijn kruis. Uit die lithoserie liggen drie afbeeldingen in de vitrine. Eigenlijk is het ook een beetje zijn kruisweg – een kruisweg van eenzaamheid, strijd en verdriet waaraan je kan zien hoezeer hij zich in de kruisweg van Onze Heer heeft ingeleefd. Iedere statie opnieuw: alleen de Christus, alleen zijn lijden. Soms een enkel attribuut, niet eens het hele kruis, alleen maar een balk, een loodzware last of een doek om zich af te drogen of de lijkwade waarin hij rust aan het einde, bij de graflegging, de verheven rust waarin tegelijk al iets is van de verrijzenis. “De dood is iets moois”zou Harrie gezegd hebben, “net als de geboorte”.
Zijn laatste periode kenmerkt zich door thema’s die niet zozeer met geloof te maken hebben. In die periode maakt hij ook volledig abstract werk. Daar is geen voorbeeld van op de tentoonstelling. Wel gebruikt hij meer kleur. Maar toch blijft hij met weinig woorden dingen zeggen. Zoals het grote schilderij met de brandende tanker, die op het punt staat doormidden te breken.
Nu in deze tijd zien we als het ware een réveil van de kunst in de jaren vijftig en zestig.
Wat eerst oubollig en ouderwets leek, krijgt nu nieuwe waarde. Dat geldt ook voor het werk van Harrie Sterk. Zijn onderwerpen zoals de Passie van Onze Heer mogen conventioneel zijn, toch heeft hij juist daarin een nieuwe toon weten te zetten.
Tot slot wil ik al degenen bedanken die aan het tot stand komen en de feestelijke opening van deze tentoonstelling hebben bijgedragen. In het bijzonder een woord van dank aan Joke en Albertine Sterk, aan Henk Broer die ons op het spoor van Harrie heeft gezet en die een belangrijke rol heeft gespeeld in het transport, aan Joep van Buchem en Hans van Dijk voor de muzikale intermezzo’s. Ik bedank alle bruikleengevers, die nu tegen kale wanden aan moeten kijken en dan denk ik niet alleen aan de particuliere bruikleengevers maar ook aan de kerken die kruiswegstaties hebben afgestaan, juist aan het begin van de Goede Week. Fijn dat u allen bent gekomen! Laten we hopen dat deze tentoonstelling een begin vormt van een hernieuwde belangstelling voor Harrie en voor de eigentijdse religieuze kunst in het algemeen. Het is een kunst die niet alleen gekoesterd maar ook onderhouden moet worden. Daarom ben ik blij dat er enkele kunstwerken speciaal voor deze tentoonstelling zijn opgeknapt. Ook de kruiswegstaties in de kerken moeten geconserveerd worden en het zou een goede zaak zijn daar ook in te investeren en dat te budgetteren.